Burgerlijk Wetboek
In het geval van thuiswerken blijven afspraken met de werkgever nodig over waar en wanneer het werk wordt gedaan. Dat is geregeld in artikel 7:655 van het Burgerlijk Wetboek. De werkgever moet kunnen aangeven welke werkzaamheden thuiswerkers verrichten en welke hulpmiddelen en gereedschap zij daarbij gebruiken.
Daarbij moet de werkgever erop toezien dat een werknemer zich niet in een onveilige situatie begeeft bij thuiswerken. Daarbij speelt ook de aansprakelijkheid van de werkgever een belangrijke rol. Deze zorgplicht staat in artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek. Van belang is om hierover goede afspraken te maken. Een goede analyse is belangrijk, omdat werk- en privé deels elkaar overlappen en het is lastig aan te geven welke situaties zijn toe te rekenen aan de werkgever.
Arbeidsomstandighedenbesluit
In het Arbeidsomstandighedenbesluit staat dat de werkplek in de eigen woning moet worden ingericht volgens ergonomische beginselen. Maar wat die beginselen zijn, wordt niet nader uitgewerkt.
Arbeidstijdenwet
Besteed expliciet aandacht aan de arbeids- en rusttijden van de Arbeidstijdenwet. Maak afspraken over het nemen van pauze’s en begin- en stopzetting van de werkzaamheden. Houdt daarbij ook rekening met afspraken over de werktijden zoals die in de CAO voor het Technisch Installatiebedrijf zijn opgenomen. Hoe wordt bijvoorbeeld omgegaan met het al/dan niet verrichten van overwerk of het werken met verschoven diensten.
Arbowet
Artikel 3 van de Arbowet ten slotte, stelt dat de werkgever beleid moet voeren dat is gericht op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden. De inrichting van de arbeidsplaatsen, de werkmethoden en de gebruikte arbeidsmiddelen moeten zo veel mogelijk worden geoptimaliseerd voor de werknemers.
Verder is relevant dat er ook aandacht wordt besteed aan de work-life balance om psychosociale belasting en verzuim te voorkomen.
Wet flexibel werken
Artikel 2 van de Wet flexibel werken bepaalt dat een werknemer kan vragen om aanpassing van de arbeidsduur, arbeidsplaats of werktijd. Dit verzoek moet ten minste twee maanden voor ingang van de wijziging schriftelijk worden ingediend.
De werkgever moet met de werknemer overleggen over een verzoek en mag dit alleen naast zich neerleggen wanneer daarvoor een zwaarwegend bedrijfsbelang is.
Wanneer de werkgever het verzoek om wijziging van arbeidsplaats, arbeidsduur of werktijd afwijst, mag de werknemer na twaalf maanden opnieuw een verzoek in dienen.